Het voelt wat gek om een blog over doeltaal-voertaal lesgeven in het Nederlands te schrijven, maar de Nederlandse term ‘doeltaal-voertaal’ blijft toch het meest resoneren in het onderwijs.
En neemt toe in populariteit. Steeds meer docenten overwegen helemaal (of toch grotendeels) in het Engels les te gaan geven, steeds meer leerlingen zijn niet anders gewend en steeds meer methodes omarmen het concept.
Eén van de zaken die mij van mijn Masters Linguïstiek aan de universiteit het meest is bijgebleven, is het verschil tussen het leren en het verwerven van een taal, of wat Steven Krashen de Acquisition-Learning distinction noemde. Een eerste taal, of tenminste de basis ervan, verwerf je. Het kost geen moeite; het gaat automatisch. Moeders leggen hun kinderen niet ieder woord uit, laat staan dat ze hen gaan uitleggen dat de woordvolgorde in een bijzin anders is dan in een hoofdzin. Bij het leren van taal moet je juist wel denken aan instructie, het bewust aanleren van (grammatica)regels en metalinguïstisch vermogen. Hoe ouder je wordt, hoe minder vatbaar je bent voor taal en, dus hoe minder makkelijk je het ‘oppikt’, verwerft, zoals je ook je eerste taal verworven hebt. Dat heeft een neurologische basis. Maar ook op oudere leeftijd kun je nog een taal verwerven.
Het leren van een taal lijkt op het eerste oog misschien wel geschikter of meer voor de hand te liggen voor een onderwijssysteem en dat zien we terug in de praktijk: grammaticaregels uitleggen, woordjes leren, leesstrategiën, etc. Maar word je op die manier echt taalvaardig? Taal blijft een vaardigheid en een vaardigheid moet je vooral oefenen, doen, en wel zoveel mogelijk. En daar kan doeltaal-voertaal lesgeven natuurlijk wat betekenen. Tweede taalverwerving is aan immens veel variabelen onderhevig, maar meer exposure is doorgaans beter, daar is bijna iedereen het wel over eens. Input is cruciaal en input is nou juist de basis van lesgeven op basis van doeltaal-voertaal.
Maar het gaat verder. Als Engels de norm is in het klaslokaal, dan genereer je dus ook meer output en dat is niet alleen goed voor de ontwikkeling van je productieve vaardigheden, maar ook voor het dieper verankeren van je receptieve taalvermogen. En dan hebben we het nog niet eens gehad over zelfvertrouwen, gemak, vaardigheden als negotiation of meaning, enzovoorts.
Het basisonderwijs loopt flink voorop als je kijkt naar doeltaal-voertaal lesgeven. Daar is het de norm en bijna elke leerkracht probeert zoveel mogelijk in het Engels les te geven. Komt een leerling daarna in het vo of ho, dan is de kans nog altijd groot dat hij of zij weer ‘gewoon’ les krijgt in het Nederlands.
Learning English in Dutch. Het klinkt krom en, als je het mij vraagt, is het dat ook. Ja, die basisschoolleerlingen pikken het gemakkelijker op vanwege hun leeftijd, maar die leerlingen hebben ook nog heel weinig taalvaardigheid om mee te beginnen. Dus daar kun je nog niet echt een beroep op doen. En toch lukt het om die leerlingen iets te leren in een taal die ze nog niet of nauwelijks kennen.
Er zijn gewoon een aantal zaken voor nodig om succesvol doeltaal-voertaal les te geven. Maar dat het succesvol kan zijn, daar ben ik van overtuigd. Discipline, doorzettingsvermogen en geduld van de docent, maar ook een goede planning en de juiste materialen en tactieken. Wat ik persoonlijk denk dat heel veel uit maakt wanneer je kleuters op de basisschool vergelijkt met een middelbare scholier is een zekere mate van motivatie, bewust of onbewust, een zeker gevoel van oodzaak. Dat heb je bij een eerste taal standaard; je kunt immers niet of nauwelijks communiceren zonder. Bij een tweede taal moet je die noodzaak, mijns inziens, een beetje creëren. “No, you can’t use the restroom unless you ask me in English.” Bepaal zelf maar of je dat te ver vindt gaan (“Please ask me in English if you’d like to use the restroom” klinkt al een stuk vriendelijker); you get my point.
Geschreven door Dafne van Leeuwen